Poezenbeest
Poezenbeest
In 2011 kwam je mijn leven in gewandeld.
Ik haalde je op uit het asiel en je liep mijn huis en mijn leven in.
De eerste tijd woonden we op een bovenwoning. Jij bleef binnen.
De vensterbank was jouw blik op de wereld buiten.
Mijn bed was waar we samen sliepen.
Met oud en nieuw lag ik in bed en jij er onder.
Geen van beide hielden we van die herrie.
Toen gingen we verhuizen.
Naar een echt huis.
Tijdens de verhuizing logeerde jij ergens anders.
Dit vond jij niet leuk en doodeng.
Toen ik je kwam halen wou je niet onder het bed vandaan.
Je wou niet met mij mee.
Uiteindelijk kwam je toch.
Je kroop naar me toe.
In het nieuwe huis liep je al snel rond.
Dit leek je wel te bevallen.
Zo groot, zo veel ruimte.
Een nieuwe vensterbank.
Een heel ander uitzicht.
Toen de deur open.
Jij mocht naar buiten.
Stapje voor stapje.
Langzaam ging jij op verkenning.
Jij steeds zekerder.
Ik steeds banger.
Ineens was jij de tuin uit.
Jij vond het leuk.
Ik stond doodsangsten uit.
Maar ik leerde al snel.
Jij bleef nooit lang weg.
Je hebt heel wat uurtjes in de tuin doorgebracht.
En af en toe ook buiten mijn tuin, in iemand anders tuin.
Maar het liefst lag je toch in onze tuin.
Alleen met goed weer.
Je was een echte mooi weer kat.
Met regen, wind of sneeuw bleef jij binnen.
Geen haar op je koppie die er aan dacht om de tuin in te gaan.
Je zou eens nat worden.
Op de bovenwoning hadden we een liefdesverhouding.
In dit huis werd het een haat en liefde verhouding.
Er sneuvelde nog wel eens wat.
En ineens bleek dat jij niet kon mauwen, maar wel kon schreeuwen.
Mijn bed deelde ik al snel niet meer met jou.
Je gebruikt mij en mijn bed als springplank.
En ook al had je van die zachte voetjes.
Ik vond het niet fijn om die in mijn oog te krijgen.
Het was even een strijd, jij moest beneden blijven als ik boven sliep.
Maar mijn nachtrust ging toch voor.
Al duurde het wel even voor ik die weer terug had.
Ik kon je regelmatig achter het behang plakken.
Maar ondanks dat had je ook je goede momenten.
Je was ook wel lief.
Je hebt maar 3 jaar in ons nieuwe huis geleefd.
Toen werd je ineens ziek.
Het ging snel.
Heel snel.
Na een week was het al voorbij.
Ik besloot je te laten gaan.
Het ging niet meer.
Je lichaam wou ineens niet meer.
Twee aanvallen in 1 week was te veel.
Ik ben bij je gebleven tot het einde.
Je bent in slaap gevallen op mijn arm.
Je blies je laatste adem uit terwijl je op mijn arm rustte.
Al snel heb ik je spulletjes weggedaan.
Op 1 visje na.
Het enige speeltje waar je af en toe gek op was.
Geen poes meer voor mij de eerste jaren zei ik.
Nog geen half jaar later en het begon al weer te kriebelen.
Ik heb wel een konijntje.
Maar toch, ik mis een poezenbeest.
Die jaren dat ik zonder kat zal zitten, zullen wel eens een stuk korter zijn dan gedacht.
Want ondanks alles mis ik je toch meer dan gedacht.
Ja, ik mis je gekke kat.